Bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan.
Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan.
Voetgangers mogen de rijbaan gebruiken, indien zij een colonne, een optocht of een uitvaartstoet vormen en moeten dan benaderd worden als bestuurders.
Voetgangers mogen wegen gelegen binnen een erf over de volle breedte gebruiken. De regels van voor laten gaan zijn echter gelijk aan de regels buiten een erf.